Veteranenwedstrijd: Wrecks vs Gelre veteranen

Vanuit de Wrecks:
Het was een stralende nazomerdag op Sportpark de Zoom, het perfecte moment voor een middag rugby-nostalgie. Wij, de Wrecks, mochten aantreden tegen de Gelre Veteranen, een gelegenheidsploeg die qua gemiddelde leeftijd hogere cijfers scoorde dan ons, maar wel het geluk had om de jongste en fitste spelers in de gelederen te hebben. Dat kwam zo: bij het verdelen van spelers ging er, zoals wel vaker, iets mis. Onze beste mannen – Joop, Jaap Eisma en Edzard – werden vrolijk aan de tegenstander “uitgeleend”. Alsof dat nog niet genoeg was, kregen zij ook de enige speler onder de 35: de 17-jarige Saar. En laten we eerlijk zijn: een fitte scrum-half van 17 jaar tegenover een pack dat zijn warming-up vooral gebruikte om te keuvelen… dat is vragen om moeilijkheden.

Ondanks dat haar vader Jeroen de week ervoor nog twijfelde of hij wel mee kon doen vanwege pijntjes, stond hij toch minstens 20 minuten op het veld voor de Wrecks. Saar zelf speelde de hele wedstrijd alsof ze in Nieuw-Zeeland geboren was. Frans Witteveen was er ook weer, helemaal vanuit Drenthe, uiteraard volledig ingetaped alsof hij op het punt stond de Champions Cup-finale te spelen. Kanonskogel Danny moest deze wedstrijd van de Wrecks helaas aan zich voorbij laten gaan, wat hij goedmaakte door de volgende dag met de heren van RCW1 mee te spelen op ’t Fialar.

De eerste veertig minuten waren voor ons tactisch niet om over naar huis te schrijven. We verdedigden als leeuwen, maar het vuurwerk qua rugby-intelligentie zat toch vooral bij de tegenpartij. Gelukkig kwam er na de tweede teambespreking eindelijk wat structuur in ons spel. Toen Jasper op zijn ineens een try drukte, werd er aan de zijlijn meteen besloten dat dit onze nieuwe tactiek moest worden: alle ballen op Jasper, want niemand die hem nog kan bijhouden. Ook Van Gastel bewees zijn snelheid met een try, tot verbazing van de Gelre Veteranen die zich hardop afvroegen of hij wel écht boven de 35 was.

Hans was er gelukkig ook weer bij na zijn liesbreukoperatie, en pakte doodleuk een kwart mee als hooker. Nog een kleine anderhalf jaar en hij gaat Harry Payne voorbij als oudste actieve rugbyspeler ooit. Het was Erik zijn debuut als Wreck na te hebben afgezwaaid bij RCW1, hij wist nog een try te drukken.

De wedstrijd eindigde in 19-32 voor Gelre. Op papier verlies, in werkelijkheid een prachtige middag. Het was warm « iets van 25℃ » of zoals rugbyers dat noemen: bloedheet – maar dankzij wat waterhalers aan de zijlijn hield iedereen het vol. Daarna ging de tap in De Stal open en begon waar we eigenlijk het best in zijn: de derde helft. Richard discussieerde met Patatje over bouwtypes (“stevig”, “volatletisch” of gewoon “dik”), er werd gegeten (dank aan Língtóng voor de 肉夾饃!), gedronken, gezongen en ook heel veel gelachen. Daarvoor werd ook nog dichtende kaasboer opgetrommeld, wiens “writer’s block” snel werd verholpen met een jug bier.

Om 03:00 ’s nachts draaiden Steven en Amarins De Stal op slot, zodat zij om 09:00 weer fris en fruitig aan ’t Fialar konden beginnen. Anderen kwamen iets eerder thuis aan, wat dan weer werd opgemerkt door de buren. Maar ach, wat maakt het uit? De overwinning was allang binnen: een middag en nacht vol rugby, vriendschap en verhalen die steeds mooier worden naarmate de jaren (en pilskes) verstrijken.

Richard, bedankt voor het veld, de inspiratie en de aanleiding. Zonder jou geen Wrecks en zeker geen avond en nacht die langer duurde dan de wedstrijd zelf.

Vanuit de Gelre Veteranen:
Dit heb ik weer. We rijden in een leeftijd-verradende cabrio maar ik mag van mijn broer niet op buienradar kijken. Dat hoort niet.  Rijkswaterstaat heeft wel de terugweg afgesloten en tot overmaat van ramp heeft de man gescoord. Soms heb je van die dagen. Ergens in Colorado had Paul IJs zo’n nacht, toen ik hem wakker-appte hoe laat de wedstrijd begon. Dat was grappig. Maar hij dacht wel dat Obbe en ik mee mochten doen als we ons op zaterdag zouden melden.

En zo was het. We konden al van een afstand zien dat de minimum-leeftijd van 35 niet veel gebroken werd en zeker ons team had veel mannen waarvan het overhemd maar net in de spijkerbroek past. Niet dat ze veel aandacht aan ons gaven want rugbyteams met veel Pigs uit Arnhem erin geven nu eenmaal niet om driekwarten en de andere mannen uit de omgeving gaven ook niet om driekwarten. Maar ik hield maar even voor me dat ik landbouwingenieur ben, want het leek mij wel een geinig team, dat Gelre.

Toen kwam er een meisje aangelopen. Ik heet Saar, zei ze. En ze ripte de eerste bal van de wedstrijd met een turnover waarvan ik heel even dacht, aha, dat zal Saar Kronfeld zijn. Of Saar Rives, of Saar McCaw. Maar ze bleek onze scrum-half te zijn en we konden haar fitheid en tackel-lust goed gebruiken! Want iedereen in ons team deed -even daarvoor- die voorzichtige dans die warming up heet zonder energieverlies, dat was me allang duidelijk. Joop was captain. 61 is die, 20 jaar jonger dan Hans, die het derde kwart nog hooker bij Wageningen stond. Joop zei: “en dit zijn Zeno en Obbe en die staan center en dat moet wel want als ze niet naast elkaar staan gaan ze naar elkaar schreeuwen.”

Richard Veldman was toen al gelukkig. Hij had een rode broek gekregen vanwege zijn leeftijd en een mooie speech waar nog eens de nadruk gelegd werd op het historische watershed moment van zijn geboorte. Denk hierbij aan de dood van Franco in Spanje, bijvoorbeeld. Heel leuk was het dat hij even ‘gelift’ werd om op gezichtshoogte naast het naar hem vernoemde veld te staan. Ze hadden zo’n straatnaambord waarop Richard Veldman Veld stond vrij hoog gehangen namelijk. Zonder Richards geen rugby, dat weet iedereen, en in Wageningen helemaal niet. Hulde!

Anyway. De scheidsrechter roept: “we spelen nieuwe regels”, en de captain sist: “try vijf punten”. Die sfeer.

Wageningen verdedigde als leeuwen maar ging de strijd in de voorwaartsen niet winnen. Zeker niet toen onze winger een 50-22 bal schopte die eigenlijk in een highlight-reëel thuishoorde. Het tweede deel van de wedstrijd had het meeste vuurwerk en in het derde deel waren meer spelers dicht bij Franco dan nodig en uiteindelijk zal de eindstrijd iets van 2-5 in tries geweest zijn. Of zo. Obbe en ik verzamelden bij een jug bier waar de voorwaartsen uit dronken. Fly-half Johan vertelde dat hij 26 km naar zijn club reist. Wij hebben 12 clubs in die cirkel, bedachten we. De voorwaartsen dronken meer. Gelukkig had ik geen nagel gebroken.

Maar goed. Inmiddels staan we in de file. Die wolkbreuk komt eraan. “Weet je”, zegt de broer. “Ik zag dat die bal ging stuiteren. Naar buiten, uit het veld, of in mijn handen. Maar niet in de handen van die gozer, want die had zijn timing niet goed” . “Ik weet het”, zeg ik, “Dus ik hoefde niet te stressen, ik wachtte gewoon af” ,“Ik zag het” zeg ik. “En toen hopla, stuiterde hij zo onder mijn arm, mooie try was dat.”

“Dat was het”. Zucht.

En dat was het. Een hartstikke mooie dag. Met gezellig rugby, waar nog best veel goed ging en iedereen heel veel plezier had. Precies zoals gepland! Fijn dat we mee mochten doen.

Wrecks’ point of view:
It was a radiant late summer day at Sportpark De Zoom – the perfect moment for an afternoon of rugby nostalgia.
We, the Wrecks, had the honor of facing the Gelre Veterans, a scratch team that beat us in average age but somehow ended up with the youngest and fittest players in their ranks. Here’s how: during the player shuffle (which, as usual, didn’t go quite as planned), our best men – Joop, Jaap Eisma, and Edzard – were happily loaned to the opposition.
And as if that wasn’t enough, they also got the only player under 35: 17-year-old Saar.
Let’s be honest – a fit 17-year-old scrum-half against a pack whose warm-up mostly consisted of chit-chat… that’s asking for trouble.

Despite the fact that her father, Jeroen, was still unsure the week before whether his aches would let him play, he managed at least 20 minutes on the pitch for the Wrecks.
Saar herself played the entire match as if she were born in New Zealand.
Frans Witteveen was back too, all the way from Drenthe – fully taped up, of course, as if he was about to play in a Champions Cup final.
“Cannonball” Danny sadly had to sit this one out with the Wrecks but made up for it by suiting up for RCW1 the next day at ’t Fialar.

Tactically, the first forty minutes weren’t exactly our finest. We defended like lions, but most of the rugby IQ was clearly on the other side.
Thankfully, after our second team talk, some structure finally emerged.
When Jasper suddenly dotted down a try, the sideline instantly decided this was our new game plan: get the ball to Jasper – no one can catch him anyway.
Van Gastel also showed his pace with a try, much to the amazement of the Gelre Veterans, who loudly questioned whether he was actually over 35.

Hans was also back, recovering from his groin surgery, and casually played a quarter at hooker. Just another year and a half, and he’ll overtake Harry Payne as the oldest active rugby player ever.
It was Erik’s debut as a Wreck, having stepped down from RCW1, and he managed to score a try as well.

The match ended 19–32 for Gelre.
On paper: a loss. In reality: a glorious afternoon.
It was hot – around 25℃ – or as rugby players call it: bloody boiling. But thanks to some sideline water runners, everyone survived.

Afterwards, the tap was opened in De Stal, and we shifted to what we do best: the third half.
Richard got into a lively debate with Patatje about body types (“solid,” “athletically full,” or just plain “fat”).
There was food (thanks to Língtóng for the 肉夹馍!), drink, singing, and plenty of laughter.
Even our rhyming cheesemonger was summoned – his “writer’s block” quickly cured by a jug of beer.

At 3:00 AM, Steven and Amarins locked up De Stal – just in time to be fresh and fruity at ’t Fialar by 09:00.
Others made it home a bit earlier – something the neighbors definitely noticed.
But who cares? The real victory had already been won:
an afternoon and night full of rugby, friendship, and stories that only get better as the years (and beers) go by.

Richard, thank you – for the pitch, the inspiration, and the occasion.
Without you, there would be no Wrecks – and certainly no night that outlasted the match itself.

Perspective of the Gelre Veterans:
Here I go again. We’re driving in an age‑betraying convertible, but my brother won’t let me look at the weather radar. “That’s not allowed.” Rijkswaterstaat had closed the return route, and to add insult to injury, the man scored. Sometimes you have days like that. Somewhere in Colorado Paul IJs had one of those nights, when I woke him with a message asking what time the match started. That was funny. But he at least thought Obbe and I could play if we showed up on Saturday.

And so it was. From a distance we could already tell the minimum age of 35 wasn’t being violated much, and certainly our team had many men whose shirt barely tucked into their jeans. Not that they paid much attention to us — rugby teams with many “Pigs” from Arnhem don’t much care about centers, and the other guys from the area didn’t care either. But I kept quiet about being an agricultural engineer, because Gelre seemed like a fun team.

Then a girl came walking over. “My name’s Saar,” she said. And she ripped the first ball of the match with a turnover that made me briefly think, aha, that must be Saar Kronfeld. Or Saar Rives. Or Saar McCaw. But she turned out to be our scrum‑half, and we could really use her fitness and tackling spirit! Because everybody on our side had just done that cautious dance called a warm‑up, without losing any energy — that much was already obvious. Joop was captain. He’s 61, twenty years younger than Hans, who in the third quarter was still playing hooker for Wageningen. Joop said: “and this is Zeno and Obbe and they’re at centre, because if they don’t stand next to each other they’ll start shouting at each other.”

Richard Veldman was already (happily) there. He’d been given red shorts because of his age and made a nice speech that again emphasized the historic watershed moment of his birth. Think of Franco dying in Spain, for example. It was very nice that they “lifted” him up to face height to stand alongside the field named after him. They’d hung a street‑sign saying “Richard Veldman Veld” (Richard Veldman Field) quite high up, actually. Without Richard there’d be no rugby, everyone knows that — especially in Wageningen. Kudos to him!

Anyway. The referee calls out: “we play new rules,” and the captain hisses: “a try is five points.” That vibe.

Wageningen defended like lions, but they didn’t win the battle in the forwards. Certainly not when our winger kicked a 50‑22 ball that really belonged in a highlight reel. The second part of the game had the most fireworks, and in the third part more players were closer to Franco than necessary, and in the end the final try score was something like 2‑5 in tries. Or something like that. Obbe and I gathered around a jug of beer with the forwards, who were totally wasted. Fly‑half Johan told us he travels 26 km to his club. We thought: we’ve got 12 clubs in that circle. The forwards drank more. Luckily I didn’t break a nail.

But anyway. By now we’re stuck in traffic. That cloudburst is coming.
“You know,” says my brother. “I saw that ball bouncing. Out, out of bounds, or into my hands. But not into that guy’s hands, because his timing was off.”
“I know,” I say, “So I didn’t have to stress, I just waited.”
“I saw it,” I say. “And then hop, it bounced under my arm — nice try that was.”

“That was it.” Sigh.

And that was it. A truly wonderful day. With friendly rugby, a lot that went well, and everyone had a lot of fun. Exactly as planned! Glad we were allowed to play.